Eigendom, bezit, verkrijging & houderschap
1. Wat wordt er bedoeld met eigendom?
De begrippen 'eigendom en 'eigenaar' geven aan dat u zeggenschap heeft over een bepaald voorwerp. Het Burgerlijk Wetboek noemt in art. :1 BW het eigendomsrecht 'het meest omvattende' recht dat u op een zaak kan hebben. U als eigenaar is vrij om de zaak te verkopen, weg te geven, weg te gooien, te verhuren, uit te lenen of te verpanden. Het eigendomsrecht is een zakelijk recht. Dit betekent dat het alleen kan rusten op zaken, tastbare dingen.
Het eigendomsrecht geeft u als eigenaar de vrijheid om met uw zaak te doen wat u wil, maar toch zijn er een aantal beperkingen:
1. Rechten van een ander: bij de uitoefening van het recht van eigendom moet u als eigenaar rekening houden met rechten van een ander.
2. De wet: de wet beperkt ook het recht van eigendom. Ook u als eigenaar moet zich aan wettelijke voorschriften houden. Bijvoorbeeld als u een stuk land heeft gekocht, mag u niet gelijk een huis of loods bouwen, hiervoor is eerst een vergunning nodig.
3. Misbruik van recht: er is sprake van misbruik van recht als u 'op uw rechten staat' zonder dat u daar een redelijk doel mee dient.
4. Beperkingen die u als eigenaar zelf aanbrengt: u als eigenaar kan uw recht zelf beperken door een beperkt absoluut recht op uw zaak te vestigen. Denk hierbij aan pandrecht en erfdienstbaarheid.
2. Wanneer is iets in uw bezit?
Er is sprake van bezit als u een zaak in uw macht heeft en u zich als eigenaar gedraagt. Daarom valt bezit en eigendom meestal samen, omdat in de meeste gevallen u als eigenaar de zaak in uw macht heeft. Dit is anders als iemand iets heeft gestolen van de eigenaar. De eigenaar behoudt het eigendomsrecht, maar de dief is de bezitter geworden.
3. Wat wordt er bedoeld met houderschap?
Als u huurder van een zaak wordt bent u geen bezitter, omdat u uzelf niet als eigenaar gedraagt. Wel heeft u de zaak dan tijdelijk in uw macht. Daarom wordt u houder van de zaak. U heeft de zaak feitelijk wel in uw macht, maar houdt rekening met de rechten van de eigenaar.
4. Wat wordt er bedoeld met verkrijging?
Verkrijging betekent dat u eigenaar wordt van een zaak of dat u rechthebbende wordt van een vermogensrecht. Er zijn twee vormen van verkrijging:
Verkrijging onder algemene titel: u krijgt iets door een bepaalde gebeurtenis, bijvoorbeeld door een erfenis, en stapt daardoor in de rechten en plichten van een (rechts)voorganger. Als u iets onder algemene titel verkrijgt, krijgt u niet zomaar een bepaald goed, u neemt de hele juridische positie over van degene van wie u verkrijgt. U krijgt dan niet alleen de rechten, maar ook de plichten die bij het vermogen horen. Bij verkrijging onder algemene titel gaat (een deel van) het vermogen van de ene persoon over op de andere persoon met alle positieve en negatieve kanten die er aan dit vermogen zitten.
In art. 3:80 lid 2 BW worden drie manieren van verkrijging onder algemene titel genoemd:
1. Erven: als iemand overlijdt en zijn vermogen nalaat aan bijvoorbeeld de kinderen. Ze zijn dan verkrijgers onder algemene titel.
2. Boedelmenging: dit betekent dat de bezittingen en schulden van twee personen vermengd raken. Dit gebeurt als twee personen in gemeenschap van goederen trouwen of een geregistreerd partnerschap aangaan.
3. Fusie van bedrijven: als bedrijven fuseren, worden de vermogens van deze bedrijven vermengd.
Verkrijging onder bijzondere titel: alle andere manier waarop u een goed verkrijgt, heet verkrijging onder bijzondere titel. Kenmerkend voor deze verkrijging is dat er een afzonderlijk goed uit het vermogen van de ene persoon naar het vermogen van een andere persoon toe gaat. Wat nog meer kenmerkend is voor deze verkrijging is dat de verkrijger een goed ontvangt maar niet in de plichten stapt van degene van wie hij verkreeg.
In art. 3:80 lid 3 BW worden drie manieren van verkrijging onder bijzondere titel genoemd:
1. Overdracht: kenmerkend hiervoor is dat beide partijen willen dat een bepaald goed van het vermogen van de ene partij naar het vermogen van de andere partij toe gaat. De persoon die het goed overdraagt is de vervreemder en de persoon die het goed in zijn vermogen opneemt is de verkrijger.
Art. 3:84 BW stelt drie eisen aan een overdracht:
1)Beschikkingsbevoegdheid van de vervreemder: de vervreemder moet bevoegd zijn om zijn goed te mogen overdragen.
2)Geldige titel: de titel is de reden voor de overdracht. Heel vaak is dit de koopovereenkomst, maar het kan ook een schenkingsovereenkomst of een ruilovereenkomst zijn.
3)Levering: bij de levering gaat het om leveringshandelingen die nodig zijn om het goed van het vermogen van de vervreemder naar het goed van de verkrijger over te dragen. Deze handelingen zijn verschillend bij roerende en onroerende zaken.
2. Verjaging: dit wil zeggen dat u een goed verkrijgt door het verstrijken van de tijd. In art. 3:99 BW staat: ''iemand die een roerende zaak van een ander in zijn bezit heeft en oprecht meent dat hij daarvan de eigenaar is, na drie jaar ook de eigenaar wordt.''
3. Onteigening: hierdoor verkrijgt de overheid goederen van haar burgers. Dit mag alleen na een zorgvuldige procedure.